Autocross

De voorschriften, richtlijnen en aanbevelingen van C0347 Autosport accommodatie, outdoor, die relevant zijn voor autocross, zijn van toepassing.

Voorschriften, richtlijnen en aanbevelingen voor autocross ter aanvulling op C0347 Autosport accommodatie, outdoor staan op deze pagina.

Voor autocross is het Algemeen reglement Autocross van de KNAF van toepassing.

Autocross wordt verreden op een afgesloten weiland, waarop een tijdelijk circuit wordt aangelegd.

De baan op het circuit is onverhard.

De baan op het circuit is niet voorzien van bestrating.

Ruising van het circuit met een verharde weg is niet toegestaan.

Ontheffing van de voorschriften dient te worden aangevraagd bij het bestuur van de sectie autocross (BSAC).

Het circuit bestaat uit de baan, afscheidingen tussen baan en publiek, afscheidingen tussen baan en middenterrein, veiligheidsstroken, het middenterrein en de toegang tot het circuit.

De lengte van de baan is ten hoogste 1.200.000 mm.

De baan is op de rechte einden ten minste 15.000 mm breed.

De baan is in de bochten ten minste 20.000 mm breed.

De breedte van de baan wordt gemeten vanaf het dichtstbijzijnde punt van de dammen van de afscheidingen aan de baanzijde.

De toegang van de baan ligt in een rechte hoek ten opzichte van de baan.

Er zijn baanposten voor baancommissarissen.

Voor de baanposten zijn verhogingen gemaakt van aarde.

De aarde is stevig en verschuift niet.

De baanposten liggen 3.000 mm uit de bochten.

De baanposten liggen ten hoogste 250.000 mm uit elkaar.

De baanposten zijn ten minste 1.000 mm hoog.

De bovenzijde van de baanposten biedt plaats aan ten minste 1 baancommissaris.

De bovenzijde van de baanposten biedt plaats aan meer dan 1 baancommissaris.

De helling van de baanzijde van de verhogingen is 90°.

De helling van de achterzijde van de verhogingen is ten hoogste 30°.

De baanposten zijn voorzien van storingsvrije communicatiemiddelen of een storingsvrije wifi.

De afscheidingen voor de veiligheid van deelnemers, wedstrijdleiding en publiek zijn geploegd.

De afscheidingen voor de veiligheid van deelnemers, wedstrijdleiding en publiek bestaan uit dammen, greppels, of sloten en stroken.

Variant A

De afscheiding bestaat uit 1 dam.

De dam, inclusief geploegde geulen aan weerszijden van de dam, is aan de voet van de dam 1.500 mm breed.

Er is een geul aan de zijde van de baan.

Er is geen geul aan de buitenzijde van de dam.

Geulen zijn vanaf de rand van de baan, of vanaf het maaiveld ten minste 300 mm diep.

Geulen zijn vanaf de rand van de baan, of vanaf het maaiveld ten hoogste 400 mm diep.

De hellingen van de dam zijn 60°.

De hoek van de buitenzijde van geulen en de bodem van de geulen aan weerszijden van de dam is 90°.

De dam is 800 mm hoog vanaf de bodem van de geul.

De afscheiding bestaat uit 1 dam

De dam heeft aan weerszijden geen geulen.

De dam is aan de voet van de dam 1.500 mm breed.

De hellingen van de dam zijn ten minste 60°.

De dam is 800 mm hoog, vanaf het baanniveau en vanaf het maaiveld.

Dammen en wallen die langer dan 3 weken niet worden gebruikt, moeten aan de baanzijde weer opnieuw opgezet worden met een minimale hoek van 70°.

De afscheidingen voor de veiligheid van deelnemers, wedstrijdleiding en publiek zijn geploegd.

De afscheidingen voor de veiligheid van deelnemers, wedstrijdleiding en publiek bestaan uit dammen, greppels, of sloten en stroken.

Er zijn 2 varianten voor de afscheiding ten behoeve van de veiligheid van het publiek, deelnemers en wedstrijdleiding.

De afscheiding bestaat uit 2 of 3 dammen.

De 1e dam bestaat uit 1 of 2 dammen

De 1e dam is dubbel geploegd.

De 1e dam bestaat uit 1 of 2 dammen.

De 1e dam, inclusief de geploegde geulen aan weerszijden van de dam, is aan de voet van de dam 3.000 mm breed.

De 2e dam bestaat uit 1 dam.

De 2e dam is dubbel geploegd.

De 2e dam bestaat uit 1 dam.

De 2e dam, inclusief de geploegde geulen aan weerszijden van de dam, is aan de voet van de dam 1.500 mm breed.

Geulen zijn vanaf de rand van de baan, of vanaf het maaiveld ten minste 300 mm diep.

Geulen zijn vanaf de rand van de baan of vanaf het maaiveld ten hoogste 400 mm diep.

De hellingen van de dammen zijn 60°.

De hoek van de buitenzijde van de geulen en de bodem van de geulen aan weerszijden van de dammen is 90°.

De dammen zijn 800 mm hoog, vanaf de bodem van de geul.

Tussen de 1e en de 2e dam is een vrije ruimte van ten minste 3.000 mm.

De afscheiding bestaat uit 1 dam.

De dam is aan de voet van de dam 2.500 mm breed.

Er is 1 geul vanaf de voet van de dam aan de zijde van de dam die niet aan de baan ligt.

De geul is niet diep en loopt geleidelijk omhoog tot het maaiveld van de veiligheidsstrook.

De hellingen van de dam zijn 60°.

De dam is 800 mm hoog, vanaf het maaiveld.

Dammen en wallen die langer dan 3 weken niet worden gebruikt, moeten aan de baanzijde weer opnieuw opgezet worden met een minimale hoek van 70°

Er zijn 2 varianten voor de afscheiding ten behoeve van de veiligheid van het publiek, deelnemers en wedstrijdleiding.

De afscheiding bestaat uit 2 dammen.

De 1e dam bestaat uit 1 dam.

De 1e dam is geploegd aan de zijde van de baan.

De 1e dam is geploegd aan de zijde van de baan.

De 1e dam, inclusief de geploegde geul, aan de voet van de dam 2.000 mm breed.

De 2e dam bestaat uit 1 dam.

De 2e dam is dubbel geploegd.

De 2e dam, inclusief de geploegde geulen aan weerszijden van de dam, is aan de voet van de dam 1.500 mm breed.

Geulen zijn vanaf de rand van de baan, of vanaf het maaiveld ten minste 300 mm diep.

Geulen zijn vanaf de rand van de baan, of vanaf het maaiveld ten hoogste 400 mm diep.

De hellingen van de dammen zijn 60°.

De hoek van de buitenzijde van de geulen en de bodem van de geulen aan weerszijden van de dammen is 90°.

De dammen zijn 800 mm hoog, vanaf de bodem van de geul.

De sloot ligt achter de 1e dam.

De sloot is ten hoogste 800 mm diep.

De sloot is op de bodem 800 mm breed.

De sloot is aan de bovenzijde ten hoogste 2.000 mm breed.

De helling van de zijden van de sloot naar de bodem van de sloot is 60°.

Tussen de 1e en de 2e dam is een vrije ruimte van ten minste 3.000 mm, inclusief de sloot of greppel.

De afscheiding bestaat uit 1 dam.

De dam is aan de voet van de dam 2.000 mm breed.

Er zijn geen geulen aan weerszijden van de dam.

De geul is niet diep en loopt geleidelijk omhoog tot het maaiveld van de veiligheidsstrook.

De hellingen van de dam zijn ten minste 60°.

De dam is 800 mm hoog, vanaf het maaiveld.

Dammen en wallen die langer dan 3 weken niet worden gebruikt, moeten aan de baanzijde weer opnieuw opgezet worden met een minimale hoek van 70°.

De sloot ligt achter de dam.

De sloot is ten hoogste 800 mm diep.

De sloot is op de bodem 800 mm breed.

De sloot is aan de bovenzijde ten hoogste 2.000 mm breed.

De helling van de zijden van de sloot naar de bodem van de sloot is 60°.

Er liggen voorzieningen om de sloot over te steken.

De voorzieningen om over te steken liggen om de 50.000 mm over de sloot.

De afscheidingen aan de buitenzijde van de baan waar geen publiek staat, hebben afscheidingen die voldoen aan de eisen die gelden voor Afscheidingen binnenzijde baan.

De veiligheidsstrook aan de buitenzijde van de baan en waar publiek staat, is ten minste 15.000 mm breed, gemeten vanaf de buitenzijde van de baan.

De veiligheidsstrook aan de buitenzijde van de baan en waar geen publiek staat, is ten minste 10.000 mm breed, gemeten vanaf de buitenzijde van de baan.

De veiligheidsstrook aan de binnenzijde van de baan is ten minste 10.000 mm breed, gemeten vanaf de binnenzijde van de baan.

Aan de buitenzijde van de veiligheidsstrook, gemeten vanaf de buitenzijde van de afscheiding van de baan aan de publiekszijde, staan dranghekken of bouwhekken.

De dranghekken of bouwhekken vormen een barrière die niet kan worden doorbroken.

Tussen de publieksafscheiding en obstakels of een rij voertuigen is een obstakelvrije zone van ten minste 6.000 mm.

Er staan geen obstakels in de veiligheidsstrook binnen 10.000 mm vanaf de buitenzijde van de baan.

De afstand van de publieksafzetting tot een obstakel is ten minste de lengte van dat obstakel, als deze zich buiten de zone van 10.000 mm vanaf de buitenzijde van de baan bevinden.

Er is ten minste 1 hefvoertuig beschikbaar als er een sloot, of andere vorm van water is in een veiligheidsstrook.

Er is op een plaats buiten de veiligheidsstrook, waar dat is toegestaan, ten minste 1 plek voor een hefvoertuig beschikbaar als er een sloot, of andere vorm van water is in een veiligheidsstrook.

Er is een vaste baanpost aan de zijde van de baan waar een sloot of water is in de veiligheidsstrook.

Het middenterrein is ten minste 23.000 mm breed.

Het middenterrein is ten minste 15.000 mm breed, als de afzetting aan de binnenzijde van de baan identiek is aan de afzetting aan de buitenzijde van de baan.

Het middenterrein is kort gemaaid.

Het middenterrein is overzichtelijk.

Op het middenterrein staan geen obstakels binnen 15.000 mm gemeten vanuit de rand van de binnenzijde van de baan.

Obstakels op het middenterrein belemmeren het zicht van officials niet.

Toelichting Als er obstakels binnen 10.000 mm van de baan staan aan de zijde waar geen publiek staat, zijn extra maatregelen nodig. Het is verstandig om het bestuur van de sectie autocross (BSAC) hierover te raadplegen.

De veiligheidsdam is ten minste 1.200 mm hoog.

De hellingen van de veiligheidsdam zijn 70°.

Op het rechte einde zijn om de 50.000 mm doorsteken aangebracht.

In de bochten zijn om de 25.000 mm doorsteken aangebracht.

Er zijn trappen in plaats van doorsteken.

De onderzijde van doorsteken, of de bovenzijde van een trap ligt op 800 mm hoogte.

Doorsteken en trappen zijn 600 mm breed.

De hoogte van traptreden is 400 mm.

Doorsteken zijn vanuit iedere positie op de baan zichtbaar.

Er is een obstakelvrije ruimte achter de doorsteken in de veiligheidsdam.

De obstakelvrije achter de doorsteken in de veiligheidsdam is ten minste 3.000 mm diep.

De startopstelling ligt bij voorkeur buiten het circuitparcours. Er is geen vaste belijning op het circuit.

De startlijn en finishlijn liggen niet op dezelfde plaats.

De finishlijn ligt op een recht einde.

De finishlijn loopt over de volledige breedte van de baan.

Het circuit heeft een elektronisch startsysteem.

Het circuit heeft een elektronisch finishsysteem.

Het circuit heeft startverlichting.

De startverlichting hangt op een veilige hoogte boven de baan.

De startverlichting hangt in de rijrichting van de baan voorbij de start.

De startverlichting is duidelijk zichtbaar voor alle deelnemers en de wedstrijdleiding.

De startverlichting bestaat uit 3 naast elkaar liggende lampen.

De kleur van de lampen is rood.

De lampen kunnen onafhankelijk en gekoppeld aan en uit worden gedaan.

De lampen zijn gekoppeld aan het elektronisch startsysteem.

Het elektronisch systeem van tijdwaarneming is een systeem.

Startsysteem, startlampen en finishsysteem zijn onderdelen van de tijdwaarneming.

De tijdwaarneming is gekoppeld aan monitoren en scoreborden.

Zie C0347 Autosport accommodatie, milieu

Op het circuit is een speciale autowasplaats voorzien van hogedrukreinigers.

Er is een Parc Fermé aan de buitenzijde van het circuit.

Het Parc Fermé is voldoende ruim voor alle deelnemende voertuigen.

Het Parc Fermé is behalve de toegang afgesloten.

De toegang tot het Parc Fermé kan worden afgesloten.