Langebaan schaatsen

De informatie over de ijsbaan is gebaseerd op het Internationaal reglement hardrijden langebaan 2018 van de ISU en informatie van de KNSB.

Langebaanschaatsen vindt plaats op ovale ijsbanen van 400 meter en 333 1/3 meter.

Zie C0271 Ovale IJsbaan

De lengte van 1 ronde op de ijsbaan is 400 meter, of 333 1/3 meter.

Een standaardbaan voor hardrijden op schaatsen heeft een wedstrijdbaan die bestaat uit een baan met twee rijstroken.

De ijsbaan heeft twee rechte einden.

De rechte einden hebben een gelijke lengte.

Op 1 recht eind liggen finishlijnen voor alle afstanden.

Op het rechte eind aan de overzijde van het rechte eind met de finishlijnen, ligt de kruising voor wisseling van binnenbaan en buitenbaan.

De kruising beslaat de gehele lengte van het rechte eind, vanaf het einde van de bocht tot het begin van de volgende bocht.

De ijsbaan heeft twee gebogen einden (bochten).

De gebogen einden zijn 180°.

De gebogen einden sluiten aan op de rechte einden.

De straal van de binnenbocht van de gebogen einden is ten minste 25.000 mm.

De straal van de binnenbocht van de gebogen einden is ten hoogste 26.000 mm.

De breedte van de binnenste rijstrook is 4.000 mm.

De breedte van de buitenste rijstrook is ten minste 4.000 mm.

Aan de binnenzijde van de binnenste rijstrook is een inrijbaan beschikbaar.

De inrijbaan heeft en breedte van ten minste 3.000 mm.

De inrijbaan heeft en breedte van ten minste 4.000 mm.

Voor ovale 400-meter ijsbanen zie C0052 IJsbaan 400 meter.

Voor ovale 333 1/3-meter ijsbanen zie C0220 ovale 333 1/3-meter ijsbanen.

De obstakelvrije hoogte is ten minste 6.500 mm.

Gelet op de benodigde hoogte voor verlichting, akoestiek en het ophangen van scoreborden en geluidsinstallaties is ten minste een vrije hoogte van 6.500 mm nodig.

ISU-kampioenschappen en ISU-Wereldbeker wedstrijden worden gehouden op een 400 meter standaard ijsbaan.

Aan de binnenzijde van de binnenste rijstrook is een inrijbaan beschikbaar.

De inrijbaan heeft en breedte van ten minste 4.000 mm.

De afmetingen van de baan worden gemeten door een bevoegd landmeter die op de hoogte is van alle vereiste afmetingen, bijzonderheden en de juiste positie van alle vaste start en finishlijnen.

Het meten van de afmetingen van de ijsbaan geschiedt op 500 mm buiten de binnenrand. van beide banen (rijstroken).

Bij het meten wordt op de kruising rekening gehouden met een diagonale lijn die van het einde van de bocht van de binnenbaan tot het begin van de bocht van de buitenbaan loopt.

Bij het meten wordt op de kruising rekening gehouden met een diagonale lijn die van het einde van de bocht van de buitenbaan tot het begin van de bocht van de binnenbaan loopt.

Beide diagonalen hebben een identieke lengte.

Zie voorbeeld V013 Voorbeeld meetwijze afstanden ovale ijsbanen.

De resultaten van de meting worden vastgelegd in een protocol.

Het protocol blijft ten hoogste 1 jaar geldig, tenzij deze wordt herbevestigd door een gekwalificeerde landmeter op jaarlijkse basis na herhaling van de metingen.

Een protocol, getekend door de landmeter, moet voor het begin van iedere wedstrijd, waarvan de resultaten worden opgenomen in officiële uitslagenlijsten van ISU of KNSB, aan de scheidsrechter worden overhandigd.

IJsbanen zijn niet overdekt, gedeeltelijk overdekt, of geheel overdekt.

De vereisten voor een overdekte, gedeeltelijk overdekte, of niet overdekte ijsbaan zijn gelijk voor de afmetingen van de baan en de vereisten die aan de baan en het ijs worden gesteld.

De vereisten van de ISU zijn voortdurend in ontwikkeling. Derhalve wordt verwezen naar de website van de ISU.

Bij de Olympische Winterspelen moeten wedstrijden hardrijden op de schaats op een 400 meter ISU-standaard kunstijsbaan met kunstmatig bevroren ijs worden verreden. De ijsbaan is omsloten door een verwarmd gebouw om beschermd te zijn tegen weer en wind. Het gebied aan de binnenkant van de wedstrijdbaan (middenterrein) is bereikbaar zonder dat men over het oppervlak van de ijsvloer hoeft te gaan. Er is redelijk aantal zitplaatsen voor toeschouwers met deugdelijke voorzieningen voor deelnemers, officials, gasten, televisie en andere media. De informatie over Olympische spelen is relevant, omdat de overige internationale en nationale langebaan wedstrijden zoveel mogelijk onder dezelfde omstandigheden worden gehouden, alhoewel slechts een enkele ijsbaan aan dat niveau kan en zal voldoen.

De wedstrijdbanen, of rijstroken zijn over de volle lengte van de baan gemarkeerd met lijnen.

De lijnen die de wedstrijdbanen markeren, zijn geverfd.

De lijnen zijn 50 mm breed.

De startlijnen worden aangeduid door gekleurde lijnen.

De startlijnen zijn haaks getrokken op het rechte eind, of het verlengde daarvan.

De startlijnen zijn ten hoogste 50 mm breed.

Vóór de startlijnen is op een afstand van 2.000 mm een hulp-startlijn aangebracht.

De finishlijnen worden aangeduid door gekleurde lijnen.

De finishlijnen zijn haaks getrokken op het rechte eind, of het verlengde daarvan.

De finishlijnen zijn ten hoogste 50 mm breed.

Vanaf 5.000 mm vóór de finishlijnen van alle individuele wedstrijden, is iedere 1.000 mm tot de finishlijn duidelijk aangegeven.

Zie tekening D0135 standaard ovale wedstrijdbaan.

Zie C0052 IJsbaan 400 meter

Voor aanvullende eisen belijning start en finishlijnen wordt verwezen naar C0052 IJsbaan 400 meter.

Zie C0220 IJsbaan 333 1/3 meter

Voor aanvullende eisen belijning start en finishlijnen wordt verwezen naar C0220 IJsbaan 333 1/3 meter.

De scheidsrechter beslist per wedstrijd of de markering in overeenstemming is met de reglementen.

Op overdekte ijsbanen zijn de markeringen in de bochten voorzien van verplaatsbare blokjes.

Op niet overdekte ijsbanen zijn de bochten zijn de markeringen voorzien van verplaatsbare blokjes.

De blokjes worden aan de binnenzijde van de lijn van de wedstrijdbaan gelegd en raken de lijn.

De blokjes liggen in de eerste 15.000 mm van een bocht 150 mm uit elkaar.

De blokjes liggen de resterende lengte van een bocht 2.000 mm uit elkaar.

Er zijn 2 pylonen om aan het begin van iedere bocht te worden gezet als eerste blokje.

Indien het noodzakelijk is voor de zichtbaarheid van de markering, worden op de geverfde markeringslijnen van de rechte einden blokjes geplaatst met een onderlinge afstand van 10.000 mm.

De blokjes zijn van rubber of synthetisch materiaal.

Er worden gesloten kegels (pylonen) gebruikt als eerste blokje bij de ingang van elke bocht.

De hoogte van de blokjes is ten hoogste 50 mm.

De diameter van de blokjes is ten minste 30 mm.

De diameter van de blokjes is ten hoogste 50mm.

Het aantal benodigde blokjes per bocht is ten minste 276.

De pylonen zijn ten minste 200 mm hoog.

De pylonen zijn ten hoogste 250 mm hoog.

Op ijsbanen in de open lucht mag sneeuw worden gebruikt in plaats van verplaatsbare blokjes.

De sneeuw mag niet bevroren zijn.

De sneeuwlijn ligt langs de volledige wedstrijdbaan, behalve op het rechte eind van de kruising.

Het gebruiken van een sneeuwrand kan voorkomen bij natuurijsbanen en bij openluchtbanen, als het gesneeuwd heeft. Als er geen sneeuw is dienen de belijning en de blokjes te worden gebruikt.

Voor coaches is er een speciaal gemarkeerde strook op het rechte eind van de kruising.

Het coachgebied is gemarkeerd met een lijn.

De lijn voor het coachgebied ligt op 1.000 mm van de buitenzijde van de ijsbaan.

De lijn voor het coachgebied begint 25.000 mm na het einde van de bocht waar de schaatsers het rechte einde van de kruising op komen.

De lijn voor het coachgebied eindigt 10.000 mm voor het begin van de volgende bocht die de schaatsers na het rechte einde van de kruising ingaan.

De lijn voor het coachgebied is 20 mm breed.

Tijdens de startprocedure moeten de coaches tenminste 20 meter verwijderd blijven van zowel de starter als de startlijnen voor de deelnemers. Gedurende de ploegen achtervolgingswedstrijden is het gebied voor coaches voor elk team op het tegenovergestelde rechte stuk van de start van het betreffende team. Voor afstanden van 1000 meter en korter en voor ritten met kwartetstarts mag maximaal 1 persoon voor elke deelnemer in het coachgebied zijn. Voor langere afstanden zonder kwartetstarts en voor ploegenachtervolgingswedstrijden mogen maximaal 2 personen voor elke deelnemer of team in het coachgebied zijn; Bij de massastart en bij ploegensprintwedstrijden mogen geen coaches in het coachgebied zijn.

Om een onbelemmerd zicht voor fotofinish- en televisiecamera's te hebben op de finishlijn, is het coaches niet toegestaan door het finishlijn-gebied te passeren tijdens ploegenachtervolgingswedstrijden. Tijdens wedstrijden (als de ritten bezig zijn) is het coaches niet toegestaan een schaatser te begeleiden op de inrijbaan.

Zie C0268 Ovale IJsbaan baanbeveiliging