Kaatsbond

Onderstaande afbeeldingen geven de afmetingen van het speelveld weer:

Afbeelding 2

Daarbij horen de volgende bepalingen:

De aangegeven breedte geldt bij spelen in drie perken of minder.

De ruimte tussen de perken is, met uitzondering van de welpen tot en met de schooljeugd, 500 mm tot 1.000 mm.

De ruimte tussen de perken is bij welpen tot en met de schooljeugd 500 mm.

Als gestart wordt met vier perken of meer wordt de breedte van het speelveld verminderd, zodra de wedstrijdsituatie dat toelaat.

Als twee klassen of categorieën in één speelveld spelen, wordt de aanpassing van afmetingen beperkt tot het leggen van een extra opslaglijn. Er wordt in dat geval geen extra bovenlijn in het veld gelegd.

Als bij een wedstrijd in de laagste klassen een speler de opslag niet kan halen, mag afgeweken worden van de minimale opslagafstand.

Een vereniging mag ter bevordering het veld de afstand van het perk tot de zijlijn wijzigen.

Bij wedstrijden voor welpen, pupillen, schooljongens, schoolmeisjes, jongens, meisjes, dames 1e klas, dames 35+, heren 2e klas, heren 35+ en heren 50+ wordt de vereenvoudigde wedstrijdorganisatie toegepast, zoals aangegeven in AFBEELDING 2 & 3. Uitgezonderd zijn de NK’s, de Freule en de Ald-Meiers Partij.

De ondergrond waarop gespeeld wordt, is kort gemaaid gras.

De ondergrond waarop gespeeld wordt, is kort gemaaid gras.

Het speelveld is een rechthoekig terrein.

De grenzen zijn langs alle zijden duidelijk aangegeven.

Alle lijnen, behalve de middenlijn, bestaan uit wit of geel lint met een breedte van 30 tot 50 mm.

De gekleurde lijnen mogen niet door elkaar gebruikt worden.

De gekleurde lijnen zijn stevig bevestigd.

De inrichting van het speelveld is volgens onderstaande afbeelding

Het perk is rechthoekig.

De perkachterlijn is onderdeel van de achterkwaadlijn van het speelveld

Het perk wordt gelegd op een manier zodat niet tegen de wind in wordt uitgeslagen.

Een speelveld heeft maximaal vier perken.

De afstanden tussen de perkzijlijnen en de zijkwaadlijnen zijn gelijk.

De afstand tussen de grenslijnen van het speelveld en de voor het publiek gereserveerde zit- of staanplaatsen en/of reclameborden is minimaal 3.000 mm.

Evenwijdig aan de voor- en bovenlijn wordt bij de categorieën meisjes, junioren dames, dames, jongens, junioren heren en heren op de halve afstand van de voorlijn tot de bovenlijn een uit koord bestaande middenlijn gelegd.

Het speelveld heeft bij de categorieën junioren dames, dames, junioren heren en heren een lijn (de opslaglijn) evenwijdig aan de voorlijn mits er vanaf de aanvang van de wedstrijd in maximaal twee perken gespeeld wordt.

De opslaglijn is even lang als de breedte van het perk.

De opslaglijn uit voorgaande en onderstaande bepaling heeft twee zijstukken van één meter, een zogeheten U-vorm.

Het speelveld heeft bij de categorieën junioren dames, dames, junioren heren en heren een lijn evenwijdig aan de voorlijn mits er vanaf de aanvang van de wedstrijd in minimaal drie perken gespeeld wordt.

Bij wedstrijden die niet genoemd zijn in voorgaande bepalingen wordt evenwijdig aan de voor- en bovenlijn over de gehele breedte van het speelveld een lijn gelegd.

Het speelveld heeft op elke hoek een paal van minimaal 6.000 mm boven het maaiveld.

De palen worden buiten het speelveld geplaatst.

De palen worden verticaal op het snijpunt van de zijkwaadlijn met de veldzijde van het verlengde van de bovenlijn en achterkwaadlijn.

Aan de palen zijn geen vlaggen of andere voorwerpen bevestigd.

De volgende plaatsen worden gemarkeerd met van boven afgeronde proppen (zie afbeelding bij 1.14):

•   De snijpunten van de perkzijlijnen met de voorlijn.
  

• De snijpunten van de voorlijn en de middenlijn met de zijkwaadlijnen.

Op het speelveld is bij elke partij een wit en rood aanmerkblokje aanwezig.

Rondom is het midden aangegeven.

De zijkanten zijn per paar verschillend genummerd.

De kaats wordt in de lengterichting van het speelveld geplaatst met het midden bij de plaats van de kaats.

Het aanmerkblokje wordt ongeveer 100 mm binnen het speelveld geplaatst.