Skisporten

Hoogteverschil

Het hoogteverschil voor de slalom is, voor de categorieën onder 8, 10 en 12, maximaal 100.000 mm.

Het hoogteverschil voor de slalom is, voor de categorieën onder 14 en onder 16, minimaal 120.000 mm en maximaal 160.000 mm.

Het hoogteverschil voor de slalom is, voor de categorie JSM, minimaal 120.000 mm en maximaal 180.000 mm.

Percentage richtingsveranderingen slalom

Het aantal richtingsveranderingen bij de slalom is, voor de categorieën onder 8,10 en 12, minimaal 30 procent en maximaal 40 procent van het hoogteverschil.

Het aantal richtingsveranderingen bij de slalom is, voor de categorieën onder 14 en 16, minimaal 33 procent en maximaal 38 procent van het hoogteverschil.

Het aantal richtingsveranderingen bij de slalom is, voor de categorie JSM, minimaal 30 procent en maximaal 35 procent van het hoogteverschil.

Afstand richtingsverandering slalom

De afstand van de voorgeschreven richtingsveranderingen in de categorieën onder 8, 10 en 12 (dames en heren) bij de discipline slalom is maximaal 11.000 mm.

De afstand van de voorgeschreven richtingsveranderingen in de categorieën onder 14 en 16 (dames en heren) bij de discipline slalom is maximaal 11.000 mm.

De afstand van de voorgeschreven richtingsveranderingen in de categorie JSM (dames en heren) bij de discipline Slalom is maximaal 13.000 mm.

Richtingsverandering reuzenslalom

De afstand van de voorgeschreven richtingsveranderingen in de categorieën onder 8,10 en 12 bij de discipline reuzenslalom (dames en heren) is maximaal 25.000 mm.

De afstand van de voorgeschreven richtingsveranderingen in de categorieën onder 14 en 16 bij de discipline reuzenslalom (dames en heren) is maximaal 25.000 mm.

Algemeen: dit betekent de afstand tussen twee slalompalen.

Hoogteverschil reuzenslalom

Het hoogteverschil bij de reuzenslalom is, voor de categorieën onder 8,10 en 12, minimaal 120.000 mm en maximaal 180.000 mm.

Het hoogteverschil bij de reuzenslalom is, voor de categorieën onder 14 en 16, minimaal 180.000 mm en maximaal 250.000 mm.

Het hoogteverschil bij de reuzenslalom is, voor de categorie JSM, is minimaal 200.000 mm en maximaal 400.000 mm.

Richtingsverandering slalom

Het aantal richtingsveranderingen bij de reuzenslalom is, voor de categorieën onder 8, 10 en 12, minimaal 13 procent en maximaal 18 procent van het hoogteverschil.

Het aantal richtingsveranderingen bij de reuzenslalom is, voor de categorieën onder 14 en 16, minimaal 12 procent en maximaal 15 procent van het hoogteverschil.

Het aantal richtingsveranderingen bij de reuzenslalom is, voor de categorie JSM, minimaal 11 procent en maximaal 15 procent van het hoogteverschil.

Wedstrijden op borstelbanen in Nederland hebben geen minimale hoogteverschillen.

Wedstrijden op borstelbanen in Nederland hebben geen minimale lengtes.

Wedstrijden op een nieuwe borstelbaan, een ingekorte of verlaagde borstelbaan moeten, om meegeteld te laten worden voor het nationale wedstrijdcircuit, goedgekeurd worden door de CTW.

De piste heeft een gelijkmatig profiel.

De kunststofmat is bij een borstelbaan aangesloten op de ondergrond.

Een deelnemer mag geen gevaar ondervinden van matten die omhoog staan door uitzet.

Slalom

In het onderdeel slalom is de afstand tussen de buitenpaal en stuur- of binnenpaal minimaal 4.000 mm en maximaal 6.000 mm.

In het onderdeel slalom is de afstand van stuurpaal naar stuurpaal van opeenvolgende open poorten voor junioren, senioren en veteranen minimaal 7.000 mm en maximaal 13.000 mm.

In het onderdeel slalom is de afstand van stuurpaal naar stuurpaal van opeenvolgende open poorten voor benjamins, aspiranten en scholieren minimaal 7.000 mm en maximaal 11.000 mm.

In het onderdeel slalom zijn de rode palen in zwart-wit uitvoering van de illustraties herkenbaar aan de witte stip.

Afbeelding 2

Afbeelding 3

In SnowWorld Landgraaf, SnowWorld Zoetermeer en sneeuwwedstrijden in het buitenland worden minimaal één en maximaal twee verticale combinaties, die bestaan uit drie of vier poorten, opgenomen.

In SnowWorld Landgraaf, SnowWorld Zoetermeer en sneeuwwedstrijden in het buitenland worden minimaal één haarspeld opgenomen.

In SnowWorld Landgraaf, SnowWorld Zoetermeer en sneeuwwedstrijden in het buitenland worden minimaal één en maximaal twee bananen opgenomen.

In de overige sneeuwhallen in Nederland (in alle hallen behalve in bovenstaand genoemde locaties) worden minimaal twee gestoken combinaties opgenomen, waarvan maximaal één banaan.

Borstelbanen hebben minimaal twee gestoken combinaties, waarvan maximaal één banaan.

Reuzenslalom

Een poort is minimaal 4.000 mm en maximaal 8.000 mm breed.

De afstand tussen twee poorten is minimaal 10.000 mm.

De afstanden en aantal poorten zijn gekoppeld aan het hoogteverschil van de piste.

De maximale afstand van stuurpoort naar stuurpoort voor de categorieën onder 8 en onder 10 is 25.000 mm.

De maximale afstand van stuurpoort naar stuurpoort voor de categorieën U14, U16 en JSM is 27.000 mm.

Als de categorieën U10, U12, U14 en U16 door dezelfde slalom skiën, is de maximale afstand van stuurpoort naar stuurpoort 25.000 mm.

Slalom met enkele palen

Een slalom met enkele palen bevat geen buitenpalen, met uitzondering van:

• de eerste poort
• de laatste poort
• de tweede poort van de banaan
• de combinaties (haarspeld en verticale combinaties)

In een stubbieslalom (voor de categorieën onder 8, 10 en 12) gelden de volgende bepalingen:

• buitenpalen worden gestoken bij de eerste en laatste poort
• bij de banaan wordt alleen ene buitenpaal gestoken bij de tweede poort
• bij de uitgang van verticale combinaties wordt de laatste buitenpaal niet gestoken

Profi-slalom

Een profi-slalom wordt geskied met reuzenslalom poorten.

De maximale afstand voor onder 8, 10,12,14 en 16 is 13.000 mm.

De maximale afstand voor JSM is 15.000 mm.

De banaan is de enige combinatie die gestoken mag worden, waarbij geen minimum aantal banen geldt.

Combirace

Opmerking: de onder 14 en onder 16 combirace is een internationaal erkend evenement dat een mix is van elementen uit slalom, reuzenslalom, super-G en skicross.

Een combirace heeft twee verschillende vormen:

• SL/GS format: steken met stubbies, slalompalen, reuzenslalompoorten en kleuren op de grond.
• GS/SG format: steken met reuzenslalompoorten, super-G-poorten en kleuren op de grond.

SL/GS Format

De slalompoorten bij het SL/GS format hebben een maximale afstand van stuurpoort naar stuurpoort van maximaal 12.000 mm.

De reuzenslalompoorten hebben geen minimale afstand, maar wel een maximale afstand van stuurpoort naar stuurpoort van 20.000 mm.

Een SL/GS combirace heeft minimaal dertig bochten.

Een SL/GS combirace maakt gebruik van een onder 14 en onder 16 reuzenslalompiste.

Een SL/GS combirace heeft een hoogteverschil tussen de 140.000 en 200.000 mm.

Een omloop bij een SL/GS combirace heeft minimaal vijf verschillende secties, waarbij de overgang tussen de verschillende secties vloeiend is.

Een SL/GS combirace heeft minimaal één sprong.

Als een SL/GS combirace verticale combinaties kent, worden enkele palen gebruikt.

Een SL/GS combirace heeft minimaal één sectie met stubbies.

GS/SG format

De afstand van reuzenslalompoorten van stuurpaal naar stuurpaal is bij een GS/SG format 25.000 mm.

De afstand van super-G-poorten van stuurpaal naar stuurpaal is bij een combirace GS/SG format maximaal 30.000 mm.

Een GS/SG combirace vindt plaats op een reuzenslalompiste met maximaal 250.000 mm hoogteverschil.

Het minimum aantal richtingsveranderingen bij een combirace GS/SG format is 20 procent van het hoogteverschil.

Een GS/SG combirace heeft minimaal drie en maximaal vijf verschillende secties, waarbij de overgang tussen de verschillende secties vloeiend is.

Een GS/SG combirace kent minimaal één sprong.

Verticale combinatie

De afstand van poort naar poort is bij alle verticale combinaties bij een sneeuwpiste minimaal 750 mm en maximaal 1.000 mm.

De afstand van poort naar poort bij alle verticale combinaties bij borstelbanen is minimaal 400 mm en maximaal 1.000 mm.

De afstand tussen de stuurpaal en de buitenbaal is minimaal 4.000 mm en maximaal 6.000 mm.

De afstand tot de ingang van alle combinaties is voor junioren, senioren en veteranen minimaal 7.000 mm en maximaal 13.000 mm.

De afstand tot de uitgang van alle combinaties is voor benjamins, aspiranten en scholieren is minimaal 7.000 mm en maximaal 11.000 mm.

De afstand tot de uitgang van alle combinaties is voor junioren, senioren en veteranen minimaal 7.000 mm en maximaal 13.000 mm.

De afstand tot de uitgang van alle combinaties is voor benjamins, aspiranten en scholieren minimaal 7.000 mm en maximaal 11.000 mm.

Banaan

In een banaan is de afstand van stuurpaal naar stuurpaal op een sneeuwpiste, bij de junioren, senioren en veteranen, minimaal 12.000 mm en maximaal 18.000 mm.

In een banaan is de afstand van stuurpaal naar stuurpaal bij de benjamins, aspiranten en scholieren op een sneeuwpiste minimaal 12.000 mm en maximaal 15.000 mm.

In een banaan is de afstand van stuurpaal naar stuurpaal op een borstelbaan minimaal 9.000 mm en maximaal 15.000 mm.

Een banaan in de onder 8, 10 en 12 wordt extra gemarkeerd tussen de eerste en tweede stuurpoort, zowel op sneeuwpistes als op een borstelbaan.

Alle palen (slalompalen) die gebruikt worden in alpine skiwedstrijden worden onderverdeeld in onbuigzame en flexibele palen.

Onbuigzame palen

Onbuigzame palen worden gemonteerd voor het gebruik van netten en het maken van een afzetting.

Onbuigzame palen zijn rond en glad.

Onbuigzame palen hebben een diameter van minimaal 20 mm en maximaal 32 mm.

Onbuigzame palen bestaan uit één vast stuk en zijn goedgekeurd.

Als onbuigzame palen gestoken zijn, steken ze 1.800 mm boven de piste uit.

Onbuigzame palen bestaan uit niet-versplinterend materiaal, zoals plastic, geplastificeerde bamboestokken of soortgelijk materiaal.

Flexibele palen

Flexibele palen zijn rond en glad.

Flexibele palen hebben een diameter van minimaal 20 mm en maximaal 32 mm.

Flexibele palen bestaan uit één vast stuk en zijn goedgekeurd.

Als flexibele palen gestoken zijn, steken ze 1.800 mm uit boven de piste.

Flexibele palen zijn voorzien van een onder veerdruk buigend scharnier.

Flexibele palen zijn voorzien van een onder veerdruk buigend scharnier.

Flexibele palen bestaan bij de slalom uit de kleuren rood en blauw.

Bij de slalom zijn de stuurpaal én buitenpaal flexibel.

Een reuzenslalom- en super-G-poort is opgebouwd uit twee paar slalompalen, waarvan ieder paar voorzien is van een poortvlag tussen de palen.

De poortvlag is zodanig geconstrueerd dat deze van de palen los kan scheuren of los kan raken.

De stuurpoort is een flexibele paal.

De palen komen overeen met de omschreven richtlijnen van de verschillende onderdelen van het alpineskiën. Zie daarvoor de richtlijnen van de internationale skifederatie (www.fis-ski.com).

Gebruik palen per leeftijdscategorie - onder 14 en 16

Slalompalen voor wedstrijden in de leeftijdscategorieën onder 14 en onder 16 zijn dunne palen met een diameter van minimaal 25 mm en maximaal 28,9 mm.

Gebruik palen per leeftijdscategorie - onder 8, 10 en 12

Organisaties gebruiken voor wedstrijden onder 8, 10 en 12 stubbies als stuurpaal.

Stubbies zijn gemaakt van niet splinterend, zacht materiaal.

Stubbies zijn maximaal 600 mm lang.

Stubbies steken uit boven het inplantpunt.

Stubbies zijn niet zijn afgezaagd en niet doorzichtig.

JSM

Slalompalen voor wedstrijden in leeftijdscategorieën die vallen onder JSM zijn dikke palen met een diameter van minimaal 28,9 mm en maximaal 32 mm.

Een parcours heeft obstakels met kussens afgedekt.

Obstakels op de baan, zoals bomen, schansen, lichtmasten, finishapparatuur en dergelijke, zijn met een voldoende laag schuimrubber en/of stro afgeschermd.

Palen, die gebruikt worden bij een afzetting met als doel het beschermen van deelnemers tegen obstakels, zijn minimaal 1.800 mm hoog.

Palen, die voor een reguliere afzetting worden gebruikt, zijn minimaal 1.200 mm.

Obstakels, zoals bomen, sneeuwkanonnen en liftpalen, zijn beveiligd met stootkussens of netten.

Als een piste ook voor alpineskiën en vrij skiën wordt gebruikt, wordt de piste afgezet met palen en afzetlint.

Stuurpaal sneeuwhal

Een stuurpaal staat, bij wedstrijden in een sneeuwhal, minimaal 3.000 mm van de muur van de hal en/of van de geplaatste afzetting staan.

Afbeelding

De zijkanten van een piste hebben een uitloop en hoge afrastering die ervoor zorgt dat deelnemers geen gevaar lopen.

Borstelbaan

Het hoogteverschil tussen tracé en baan is, als het lifttracé aan de baan aangesloten is, minimaal.

De noodstopknop van de lift is, zowel onder- als bovenaan de lift, op een makkelijke plaats bevestigd.

Als bovenaan de lift geen noodknop is, dan is een breekkabel aanwezig. Die schakelt de lift uit zodra deze onderbroken wordt.

De lift heeft een remmechanisme.

De op- en afstapruimte beneden en boven aan de lift zijn voldoende breed.

Parallelslalom

De skilift is vanaf de finish van beide slaloms makkelijk te bereiken, waarbij je het parcours niet mag doorkruisen om de skilift te bereiken.

De piste biedt ruimte voor het plaatsen van minimaal 8 slalompoorten.

De organisatie maakt gebruik van een van de volgende poorttypes:

• dubbele paal met vlag
• dubbele paal zonder vlag
• enkele paal

Een dubbele paal bestaat uit twee flexibele palen.

Tussen de twee flexibele palen van een dubbele paal is een poortvlag gespannen met een breedte van 700 mm en een hoogte van 400 mm.

De parallelslalom is, vanaf boven gezien, links rood en rechts blauw.

De hoogte van de vlag ligt op 2/3 van de hoogte van de paal.

De eerste poort van elke slalom is een open poort die op minimaal 8.000 mm en maximaal 10.000 mm van de start ligt.

De laatste poort van elke slalom leidt deelnemers naar de finish.

Afstand

De afstand tussen twee slaloms, gemeten van stuurpaal naar stuurpaal, is minimaal 4.000 mm en maximaal 7.000 mm.

De afstand tussen de startpoorten onderling is hetzelfde als de onderlinge afstand tussen de slaloms.

De starthekken worden aangebracht op een hoogte dat deelnemers er niet overheen kunnen vallen.

Start- en finishpoorten

De lijnen van de finishpoorten zijn parallel aan de lijnen van de startpoorten.

De startpoorten zijn minimaal 4.000 mm breed.

Een locatie heeft de beschikking over elektronische tijdwaarneming en display.

Een locatie heeft de beschikking over een omroepinstallatie.

Een parcours heeft een markering voor de verduidelijking van de banaan.