Botenloods

Een roeiaccommodatie heeft een botenberging ofwel botenloods, voor de opslag van boten, riemen en overig roeimateriaal.

De vloer van een botenloods heeft geen obstakels.

Vanuit de botenloods moeten boten eenvoudig naar een plek gebracht kunnen worden waar ze opgeladen kunnen worden op een botenwagen.

Een roeiaccommodatie waarbij de botenloods loodrecht op het water ligt, heeft tussen het water en de loods een lengte en breedte van minimaal 20.000 mm.

In het verlengde van een botenloods is minimaal 20.000 mm beschikbaar om een acht in en uit te kunnen brengen.

Afmetingen

De botenloods is minimaal 6.000 mm breed.

De lengte van een botenloods is minimaal 20.000 mm.

De breedte van een sectie van een botenloods is minimaal 6.000 mm.

De breedte van een botenloods waarin costal boten worden opgeslagen is 6.500 mm.

Bij meerdere eenheden binnen de loods heeft ieder gangpad een rol-, schuif- of kanteldeur van minimaal 2.000 mm tot maximaal 2.500 mm breed en minimaal 2.500 mm en maximaal 2.750 mm hoog.

Binnen de loods is een minimaal vrije hoogte van 2.750 mm.

Elke eenheid binnen de loods heeft vanuit het gangpad een rol-, schuif- of kanteldeur richting het roeiwater van minimaal 2.000 mm tot 2.500 mm breed en minimaal 2.5000 mm tot 2.750 mm hoog.

De botenloods heeft aan de landzijde extra deuren.

De draagjukken aan een gesloten zijwand zijn minimaal 1.100 mm lang.

De draagjukken aan een open zijwand zijn minimaal 900 mm lang.

De onderlinge afstand tussen twee draagjukken is minimaal 600 mm.

De staanders staan op een veelvoud van 1.350 mm uit elkaar:

• voor skiff is dit 2.700 mm
• voor een acht is dit 5.400 mm

Een roeiaccommodatie heeft de beschikking over stellingen waar materiaal (boten) kan worden opgeslagen.

De stellingen bevinden zich in de botenloods.

Een roeiaccommodatie heeft de beschikking over een riemenrek.

Het riemenrek bevindt zich aan de uitgang van het botenhuis (berging) aan de waterzijde.

Bij verticale opslag kunnen per 1.000 mm vier sets riemen worden opgehangen (4-8 riemen diep).

Riemen worden met vier tot acht tegelijk opgehangen in beugels onder de manchetten.

Als de loods onvoldoende hoogte heeft, wordt een put in de grond gemaakt of wordt gekozen voor liggende opslag.

Botenhuizen kunnen zowel vast op de wal, in het water (staand op palen) of drijvend voorkomen. Als sprake is van grote wisselingen in de waterstanden over het jaar (zoals bij grote rivieren), wordt gekozen voor een drijvend bovenhuis of voor een botenloods op de wal met helling of trap het water in met helling of trap naar een drijvend vlot.